The story of the Labyrinth
Dit verhaal staat aan het begin van mijn opleidingsboek Passe Partout van Phoenix Opleidingen. Een groot dik en zwaar boek maar zo zijn gewicht waard. Een boek dat 5 jaar lang naast mij lag als ik mijn verslagen maakte van de opleidingsdagen. Dit verhaal heb ik zó vaak gelezen als ik het even niet meer wist.
Het verhaal van het labyrinth
Hij loopt het laatste smalle steegje uit en dan staat hij oog in oog met het reusachtige stenen lichaam van de kathedraal van Chartres, dat hem aandachtig in zich op lijkt te nemen. Hij had er voor zijn vertrek veel over gelezen. De tekst op internet verhaalde; ‘De heuvels waar de kathedraal is gebouwd, is een eeuwenoude gewijde plaats waar druïden hun bijeenkomsten hielden. De kathedraal is een plek en een ruimte waar de ziel zich thuis voelt. De architecten, bouwmeesters, de steenhouwers, de glasmakers, houtbewerkers en metselaars zorgden er samen voor dat ieder plekje, ieder hoekje van het bouwwerk met een vaardige en bezielde hand is aangeraakt. Je moet de kathedraal zien en ervaren om het te voelen hoe dit alles en de bron daarachter zijn uitwerking op je heeft ’. In een boek las hij een indrukwekkend interview met de beroemde violist Miha Pogacnik, over zijn eerste optreden in Chartres.
"Bij mijn eerste concert in Chartres, voelde ik dat de kathedraal me er bijna uitgooide. Ik was jong en ik probeerde te doen wat ik altijd deed; gewoon mijn viool bespelen. Toen realiseerde ik mij, dat dat op deze plek niet voldoende is. De kleine viool is het instrument in je handen. De grote viool is het spelen vanuit de grootheid van de immense ruimte om je heen, gedragen door de oude muzikale principes van waaruit de kathedraal is gebouwd. Het spelen op de grote viool vraagt van je om te luisteren en te spelen vanuit een ‘andere plaats’. Je moet je luisteren en je spel verplaatsen van binnenin naar voorbij jezelf".
Nu hij de eerste indruk verwerkt heeft kijkt hij om zich heen. Het plein naast de kathedraal ligt er vredig bij. Naarmate hij zijn bestemming nadert, moet hij wel omhoog kijken. Het gigantische stenen bouwwerk lijkt een haast menselijke gedaante aan te nemen en zich behoedzaam over hem te buigen. De treden van de trap zijn door vele voeten uitgesleten. De grote houten deuren staan wijd open. Op de drempel blijft hij even staan. De enorme binnenruimte, zwaar en gewichtloos tegelijk, omkaderd door dikke muren, hemelhoge gewelven gestut door reusachtige pilaren. De zon die door grote glas-in-lood vensters de ruime binnenwereld in gekleurd licht doet trillen. De eerste stap die immense ruimte in, onzichtbare armen tillen hem iets op. Zijn ogen moeten wennen aan het zachte schemerlicht. Hij mengt zich onder fluisterende stemmen en schuifelende voeten. En na een tijdje ziet hij het kronkelende pad in de vloer, door de cirkel omsloten.
Hij kijkt om zich heen en ziet een groep toeristen, de ogen omhoog gericht. In een hoek steken mensen kaarsjes aan, zitten op banken, bidden, schuifelen zomaar wat rond. Ergens snikt een vrouw. Een eindje verderop speelt en danst een kind. Schemerlicht. Zou hij…
Hij schudt de schaamte van zich af en loopt het labyrint in. Hij volgt een reeks kronkelingen waar geen einde aan lijkt te komen. De hoopvolle verwachting als het erop lijkt dat het midden bereikt is. Dan buigt de kronkelweg weer naar buiten en staat hij weer aan de periferie, alsof het labyrint een spel met hem speelt. Teleurstelling en een lichte paniek overvalt hem. De gedachte dat ‘het’ voor hem niet weggelegd is, doet hem terugdeinzen. Ook al weet hij niet precies wat hij bij ‘het’ verwachten mag. Dat gevoel van vreemdeling zijn, banneling, uit een rijk dat hij zich niet meer herinnert, voelt ondraaglijk. Pijn in zijn verkrampte lijf, kou om zijn hart, zo moe.
Een hand op zijn schouder. Geïrriteerd kijkt hij om, hij voelt zich in zijn vertrouwde worsteling verstoord. Beter oplettend ziet hij een oude man, glimlachend, de ene hand bij hem, de andere om een wandelstok geklemd. Twinkelende ogen vrij van spot. Een onbevooroordeelde blik in zijn getekend gelaat. “Teleurgesteld in het labyrint ?’’ vraagt de oude man oprecht. “ Ja’’ antwoordt hij eerlijk. Het is een tijdje stil en dan; “ Wat zoek je ?’’. Dat is een moeilijke vraag, waar hij de woorden niet voor vindt. “ Het verlorene’’ stamelt hij… “ Het midden. Niet het midden van het labyrint, het midden in mijzelf of zo’’. Na een kort zwijgen klinkt er terug; “ Velen gingen je voor op dit pad. Maar het is toch voor jou weer anders dan voor welke voorganger dan ook. Het labyrint is jouw verhaal. Het is de kunst om met iedere bocht, iedere wending, je aandacht mee naar binnen te nemen, totdat je in het centrum van jouw verhaal uitkomt. Daarna weer naar buiten draaiend, terwijl je vanbinnen de her-innering aan jouw midden meeneemt ’’. Terwijl hij de woorden van de oude man tot zich door laat dringen, ziet hij hoe deze knikt en rustig weer wegwandelt, steunend op zijn stok.
De dag erop loopt hij het labyrint al een stuk makkelijker. Het vertraagde, aandachtige lopen werkt verstillend. Dan staat hij in het midden. Het is alsof hij in het stille oog van een orkaan staat. Een enorme stilte en diepe rust neemt bezit van hem en hij staat het toe. Om hem heen stemgeluiden, zoekende voeten, het bewegen van mensen, hij blijft in de stilte. Zijn blik gaat naar boven: het schitterend gekleurde glas speelt met het licht en vertelt een verhaal vanuit een onzichtbare bron. Vanuit de stilte neemt hij waar. Niet langer spiegelbeeld, maar spiegel. In hem roert zich iets. Het is alsof de kathedraal van zijn eigen hart zich voor hem opent, het gevoel van een heilige ruimte. Even blijft hij staan. Dan – wanneer hij haar betreedt – vervult hem met een grote liefde, vreugde en vrede, geaard in een gevoel van bestemd-zijn.